1. In welke zin is het vetgedrukte woord goed gespeld?
   1. ?  Aan boord waren zeker 150 passagiers.
   2. ?  Aan boord waren zeker 150 pasagiers.
   3. ?  Aan boord waren zeker 150 passazjiers.
   4. ?  Het was een brilliant idee om Aan boord waren zeker 150 pasazjiers.
2. In welke zin is het vetgedrukte woord goed gespeld?
   1. ?  Luciano heeft lieve ouders.
   2. ?  Luciano heeft liefe ouders.
   3. ?  Luciano heeft lieven ouders.
   4. ?  Luciano heeft liefen ouders.
3. In welke zin is het vetgedrukte woord goed gespeld?
   1. ?  Turkije is een populaire vakantiebestemming.
   2. ?  Turkije is een poppulaire vakantiebestemming.
   3. ?  Turkije is een popullaire vakantiebestemming.
   4. ?  Turkije is een poppullaire vakantiebestemming.
4. In welke zin is het vetgedrukte woord goed gespeld?
   1. ?  's Zondags is het stil in Staphorst.
   2. ?  s' Zondags is het stil in Staphorst.
   3. ?  'S zondags is het stil in Staphorst.
   4. ?  S' zondags is het stil in Staphorst.
5. In welke zin is het vetgedrukte woord goed gespeld?
   1. ?  Ik vond de documentaire over Gaza heel interessant.
   2. ?  Ik vond de documantaire over Gaza heel interessant.
   3. ?  Ik vond de documentere over Gaza heel interessant.
   4. ?  Ik vond de documantere over Gaza heel interessant.
6. In welke zin is het vetgedrukte woord goed gespeld?
   1. ?  Esma draagt graag katoenen blouses.
   2. ?  Esma draagt graag katoene blouses.
   3. ?  Esma draagt graag katoennen blouses.
   4. ?  Esma draagt graag katoenne blouses.
7. In welke zin is het vetgedrukte woord goed gespeld?
   1. ?  Op de tweede avond van het kamp kreeg ik ineens heimwee.
   2. ?  Op de tweede avond van het kamp kreeg ik ineens heimwe.
   3. ?  Op de tweede avond van het kamp kreeg ik ineens hijmwee.
   4. ?  Op de tweede avond van het kamp kreeg ik ineens hijmwe.
8. In welke zin is het vetgedrukte woord goed gespeld?
   1. ?  De gebouwen waren op de luchtfoto's duidelijk zichtbaar.
   2. ?  De gebouwen waren op de luchtfotoos duidelijk zichtbaar.
   3. ?  De gebouwen waren op de lugtfoto's duidelijk zichtbaar.
   4. ?  De gebouwen waren op de lugtfotoos duidelijk zichtbaar.
9. In welke zin is het vetgedrukte woord goed gespeld?
   1. ?  Een agent uischelden is abnormaal.
   2. ?  Een agent uischelden is apnormaal.
   3. ?  Een agent uischelden is abnormal.
   4. ?  Een agent uischelden is apnoraal.
10. In welke zin is het vetgedrukte woord goed gespeld?
    1. ?  We hebben een vakantiewoninkje in Zeeland.
    2. ?  We hebben een vakantiewooninkje in Zeeland.
    3. ?  We hebben een vakantiewoningkje in Zeeland.
    4. ?  We hebben een vakantiewooningkje in Zeeland.