1. Schrijf de ontbrekende letter(s) op de lege plek.
Zie gins komt de stoomboot uit Spanje weer aan.

2. Schrijf de ontbrekende letter(s) op de lege plek.
Jullie nieuwe jurouw heet juf Inge.

3. Vul de goede vorm in van het woord tussen haakjes.
De (boos) buurman kwam naar buiten.

4. Vul de goede vorm in van het werkwoord tussen haakjes. Gebruik de tegenwoordige tijd.
Onze hond (niezen) vaak.

5. Vul de goede vorm in van het werkwoord tussen haakjes. Gebruik de verleden tijd.
Er lag nog veel op mijn bord, maar ik (lusten) echt niets meer.